Tot de eerste Wereldoorlog
Ook over de eerste onderwijsinstellingen te Sint-Juliaan kon weinig teruggevonden worden…
Een eerste vorm van onderwijs waren de catechismuslessen, die door de Paters Augustijnen werden gegeven in de 16de eeuw.
Van profane vakken was er zeker nog geen sprake.
Algemeen gezien startte men vanaf de 17de eeuw met volksonderwijs in de plattelandsparochies.
Oorspronkelijk werd dit onderwijs meestal door een koster verstrekt.
De lessen werden gewoonlijk in de winter gegeven omdat de leerlingen in de zomer afwezig bleven, er was toen nog geen leerplicht.
Op het programma stond het volgende: catechismus, kerkzang, kerkbezoek, lezen, schrijven, rekenen, Frans, Latijn en goede manieren.
Voor Sint-Juliaan vonden we voor die periode twee koster-schoolmeesters:
– Jan Carpentier (1680-1682)
– Andries Descamps (1687-1699)
Over deze laatste lezen we de volgende tekst uit 1693
“Een jaar pensioen aan mre Andries Descamps, met ghemeene resolutie van hooftman, pointers en notabelen deser prochie, mijn heren bailliu en schepenen van Cleven, hem toegheseyt ter causen van sijn neersticheyt tot instrueren van de jonckheyt 1 julij 1693, XLIII P.par.”
Andries Descamps gaf waarschijnlijk les in zijn eigen woning zoals het toendertijd meestal de gewoonte was.
Op de kaart en de registers met de pachtgebieden van Cleven (einde 17de eeuw) vinden we geen school aangeduid.
Wel werd bij perceel 498 de volgende omschrijving gegeven: “Andries Descamps schoolmeester… daer aen d’erfve alwaer sijn huys opstaat paelende aan de Brughestraet.”
Vanaf dan vernemen we niets meer over het onderwijs tot 19 oktober 1871, het jaar waarin men spreekt over het oprichten van scholen in Sint-Juliaan.
Waarschijnlijk zat men dus een tijdlang zonder school…
Hieronder een brief van de diocesane inspecteur Van Hove (vrij uit het Frans vertaald):
19.10.1871
Brief aan meneer pastoor van Langemark,
Ik heb rekenschap afgelegd tegenover Mgr de bisschop over de plannen van de stichting van de scholen waarover we gesproken hebben. S.G. deelt geheel uw kijk op de zaak. Hij draagt me op u te schrijven opdat u prompt en vol energie de hand aan het werk zou slaan.
Het is dus gehoord, mijnheer pastoor, dat op Sint-Juliaan een gemeenteschool voor jongens zal opgericht worden door de plaatselijke overheid, met hulp van de provincie en de staat.
Ondertussen zal E.H. Proost, in overleg met de geestelijkheid van Langemark, de beste middelen overwegen om met zo min mogelijk uitstel een meisjesschool op te richten, waarvoor men officiële aanneming zou vragen. Het begin zou zeer bescheiden kunnen zijn. Men zou zich kunnen tevreden stellen met het huren van een lokaal in afwachting dat er hulpbronnen komen om te kopen of te bouwen. Men zou zelfs gedurende enkele tijd tolereren dat de onderwijzer, als hij aan de gewenste voorwaarden voldoet, enkele meisjes in zijn school toelaat, om ze van daar over te plaatsen naar de zusterschool wanneer de catechismuslessen voor de Eerste Communie voor hen beginnen.
De hoofdzaak is echter de houten school.
Mgr. wenst dat dit werk doeltreffend werkt en dat het het werk van de geestelijkheid zou zijn. Ik heb kunnen constateren dat als de overheid ze moet zetten, men nog lang zal wachten voordat dat deel … van de parochie zal kunnen genieten van de weldaad van het onderwijs. Aan de andere kant heeft uw parochie rijkelijke hulpbronnen en de gemeenteraad vraagt niet liever dan ons te laten doen. Breng dus de zaken onmiddellijk aan de gang en vertrouw dit verdienstelijk en een beetje ondankbaar werk toe aan Mrs de vicarissen. Misschien dat de oprichting van de school hen zal imponeren. Ik vraag u, mijnheer pastoor, de bisschop in kennis te stellen van de maatregelen die u zult kunnen nemen voor de toekomstige uitvoering van uw prachtige plannen.
De diocesane inspecteur, /S/ Van Hove
In 1874 werd door de gemeente een gemengde lagere school opgericht.
1879 was het jaar van ‘de schoolstrijd’.
Op 1 juli van dat jaar voerde de liberale regering een nieuwe wet op het lager onderwijs in.
Eén van de maatregelen bestond erin dat godsdienst alleen buiten de normale lesuren mocht gegeven worden.
Dat gaf aanleiding tot grote emoties die ook in Sint-Juliaan voelbaar waren.
Op 4 september 1879 kreeg proost Heldenbergh een eerste brief van het bisdom in verband met de koster-schoolmeester Walckers die liberaal was.
In deze brief stond dat Walckers geen koster kon blijven en ook geen catechese-onderricht mocht geven daar hij les gaf aan een officiële school.
E.H. Heldenbergh kreeg de opdracht krachtig de hand te slaan aan de opbouw van een katholieke school.
Daarom moest hij een koster zoeken die ook in staat was te onderwijzen.
Voor het oprichten van deze school moest hij zoveel mogelijk zichzelf behelpen : “Help jezelf, de hemel zal je helpen”.
Op 22 oktober ontving E.H. Heldenbergh opnieuw een brief over deze zaak van de Vicaris-Generaal B. Vanhove.
Het bisdom had ondertussen vernomen dat Walckers toch catecheselessen bleef geven in zijn school, “zogezegd met toestemming van het bisdom”.
Volgend uittreksel uit de brief geeft het standpunt van de kerkelijke overheid weer (vertaald uit het Frans):
“Weet dus dat in geen enkele officiële school, op geen enkele manier catechese-onderricht mag gegeven worden, om het even door wie;
dat geen enkele priester een officiële school mag bezoeken die onderworpen is aan het regime van de wet van 1 juli 1879;
dat het geen enkele officiële onderwijzer toegelaten is het ambt van koster uit te oefenen.
Als uw onderwijzer een vrijstelling wenst te bekomen om in zijn school te blijven, dan weet hij wat hem te doen staat, gezien het onderhoud dat ik met hem gehad heb.
Zolang hij de positie niet in orde maakt door de gewenste vrijstelling te vragen en te krijgen, kan hij geen kwijtschelding krijgen voor het tribunaal van de penitentie (nvdr.: hij mag niet meer biechten).
Mgr de bisschop drukt u op het hart het mogelijke en het onmogelijke te doen om op Sint-Juliaan een katholieke school op te richten, waarvan de onderwijzer tegelijk ook de functie van koster kan vervullen.”
Blijkbaar deed Walckers toch geen toegevingen want op 1 december ontving proost Heldenbergh een laatste brief, deze keer van de bisschop zelf.
Daarin kreeg hij opdracht een brief te sturen aan de Normaalschool van Torhout om een onderwijzer te vragen die ook in staat was de functie van koster waar te nemen.
Indien hij geen onderwijzer kreeg, mocht hij zelfs, in afwachting, een “filia monitrice” (nvdr.: een ongehuwde leke-onderwijzeres) aanduiden. Hij kreeg de opdracht krachtig op te treden: “A la guerre, comme á la guerre”.
Hoe het verder verliep, is niet meer zo duidelijk.
Waarschijnlijk behield Walckers nog slechts een vijftal leerlingen. Uiteindelijk ging hij met pensioen en ging in Ieper wonen (Calfaert).
Vanaf dan is er sprake van een zekere heer Sioen die de kostersfunctie vervulde.
Dat de school in 1884 gemengd was, kunnen we afleiden uit een brief van de jonge Burggraaf de Patin van Langemark, die toen nog te Leuven woonde.
Hij stelde voor om op Sint-Juliaan een speciale school voor meisjes en kleine kinderen op te richten, onder de directie van twee zusters van het klooster van Langemark.
Uit het antwoord van de bisschop blijkt dat deze school voor de inwoners erg welkom zou zijn, maar dat ze op dat moment nieuwe moeilijkheden zou veroorzaken (dat jaar waren er immers opnieuw politieke verkiezingen).
De bisschop verzocht de Burggraaf hierover niets te beslissen zolang hij niet bestendig te Langemark verbleef.
Dit plan werd niet uitgevoerd omdat de Burggraaf, toen hij wél al in Langemark woonde, op 26-jarige leeftijd stierf ten gevolge van malaria.
Hij was toen reeds één jaar katholiek provincieraadslid.
In 1899 werd de gemengde school overbevolkt en werd er door de Zusters Paulinen van Kortrijk een meisjesschool gesticht (zie verder).
Wat de jongensschool betreft, deze was “verre in ’t ronde gekend door de goede hoedanigheden der heeren onderwijzers”.
Ze telde twee overbevolkte klassen maar de gemeente gaf geen toelating om een derde klas op te richten.
Het enige wat toegestaan werd, was de vergroting van één van de klaslokalen.
De vooroorlogse onderwijzers waren:
Achiel Maes
Hoofdonderwijzer en tevens koster.
Gekend als een allerbeste onderwijzer, was streng maar rechtvaardig: “Wanneer je een draai om je oren kreeg, had je er eigenlijk al tien verdiend”.
Had vele eigendommen op Sint-Juliaan o.a. langs de Hazeweidestraat, de Brugseweg, de St.-Juliaanstraat.
Gaf zijn ontslag op 7 juli 1920.
Meester Maes had een dochter die intrad in het klooster van Sint-Juliaan onder de naam Zr. Marie-Jeanne.
Henri Herreman
Deze onderwijzer kreeg de bijnaam “Meester kloeffe” omdat zijn vader en broer klompenmakers waren op de parochie.
Dit was een strenge onderwijzer: “Hij sloeg altijd met de regel”.
Gaf zijn ontslag op 29 december 1920.
Maurice Ennaert
Hulponderwijzer.
Geen van deze onderwijzers kwam na de oorlog terug.
Aankomst van de Zusters en oprichting van de school
In 1899 was de gemengde lagere gemeenteschool overbevolkt.
De overste van de Zusters Paulinen uit Kortrijk kwam op verzoek van haar neef, Proost Sengier, samen met drie andere zusters naar de parochie om er een klooster en een school op te richten.
Aanvankelijk was er heel wat tegenkanting vanwege de burgerlijke en geestelijke overheid en het onderwijzend personeel.
Op 19 september 1899, om 17 u, kwamen de zusters op de parochie aan.
Twee dagen later werd de school geopend.
Voor 91 leerlingen waren er voorlopig drie klassen: één bewaarklas en twee lagere klassen voor meisjes.
In oktober werd de school nog uitgebreid met een bewaarklas voor jongens.
Bij de oprichting werd ook meteen een kantklosschool geopend.
Het eerste jaar werd daar les gegeven door een “wereldschen persoon”. Veel jonge meisjes en vrouwen leerden er het beroep aan en oefenden het uit om op die manier een (bijkomend) inkomen te hebben.
De school was gevestigd in een huis van de familie Lemahieu, op dezelfde lokatie waar na de oorlog het klooster en de school zou heropgebouwd worden.
Het wordt beschreven als een ruim gebouw met twee verdiepingen. Het werd aan de zusters verhuurd.
Reeds in 1902 kocht men voor 5 672 fr. het aanpalend huis (behorend aan de familie Vanbelle) om een meisjesweeshuis te beginnen. Een dochter van die familie zou intreden in het klooster van Sint-Juliaan onder de naam Zr. Clémence. Na de oorlog werd zij overste in Sint-Juliaan.
In 1903 breidde men de school met een tehuis voor behoeftige meisjes uit.
Op 11 maart 1903 kwam de algemene overste met de eerste drie weesmeisjes te Sint-Juliaan aan.
Beide stichtingen, de school en het weeshuis, kenden een voortdurende uitbreiding.
Mevrouw Lemahieu wenste in 1904 “haar zaken te regelen” en voor 14 277,83 frank werden het klooster en de school eigendom van de zusters.
In 1906 werd een slaapzaal bijgebouwd.
Op aandringen van het schooltoezicht werd in 1914 nog een lagere klas geopend.
Maar in hetzelfde jaar brak de oorlog uit…
Op 20 oktober 1914 moesten de inwoners van Sint-Juliaan hun dorp in allerijl verlaten.
Ook het klooster, de school en het weeshuis werden ontruimd.
Een deel van de ongeveer 50 wezen kon bij hun familie ondergebracht worden.
De 22 overige meisjes konden niet tijdig weggebracht worden en vluchtten samen met de zusters naar Sint-Jan-ter-Biezen (Watou).
De zeven zusters die de kinderen begeleidden waren: Zr Paula, Zr Godelieve, Zr Hilaire, Zr Clémence (dochter van de vroegere eigenaars van de woning waar het weesthuis was gevestigd), Zr Marie-Elisabeth, Zr Marie-Jeanne (de dochter van meester Maes) en Zr Marie-Scholastique.
De groep verbleef ongeveer een half jaar in Watou, een tijd in het klooster en een tijdje bij enkele families van de parochie. Dit was slechts een voorlopige oplossing.
E.H. Camiel Delaere, pastoor van de Ieperse Sint-Pietersparochie, ging in maart 1915 op zoek naar een beter vluchtoord.
Op de 17de kreeg hij, door tussenkomst van de burgemeester van Wisques, een groot kasteel ter beschikking. Deze gebouwen stonden sinds 1901 leeg: door de antiklerikale maatregelen van de Franse regering in die periode waren de Benedictijnermonniken moeten uitwijken naar Oosterhout in Nederland waar ze een nieuwe Sint-Paulusabdij stichtten.
Wisques was verder verwijderd van het fontgebied en dus veiliger.
Er was echter één voorwaarde aan verbonden: de zusters moesten ook andere oorlogswezen en vluchtelingenkinderen opnemen.
Het vluchtelingenhuis in Wisques werd op 26 maart 1915 geopend.
De verhuizing van Watou naar Wisques gebeurde in april.
Zr Clémence bleef bij de zusters in Sint-Jan-ter-Biezen, terwijl een zuster van dat klooster in haar plaats meeging.
E.H. Achiel Declercq, leraar aan het college van Ieper en broer van de overste van Sint-Jan-ter-Biezen ging mee als aalmoezenier.
Na enkele maanden waren er al 140 kinderen.
In oktober 1915 werd E.H. Declercq benoemd tot aalmoezenier van de scholen van de Koningin te Wulveringem.
E.H. Camiel Delaere nam zijn plaats in Wisques in.
Van E.H. Delaere wordt gezegd dat hij een vader was voor de zusters en de kinderen.
Bijna wekelijks begaf hij zich vanuit Ieper naar Wisques of Wizernes, waar hij een weeshuis voor jongens had opgericht, telkens met een wagen vol materieel en voedsel: “eene naaimachien der Lamothen, een waschmachien der Zwarte Zusters, stoven, boeken en meubels”.
Gedurende de hele oorlog was hij in de weer voor zijn wezen.
Hij ondernam ook alle mogelijke stappen om steun en financiële hulp los te krijgen van diverse organisaties: Comité AngloBelge, Aide Civile Belge, Friends Unit…
E.H. Delaere liet enkele oorlogsdagboeken na.
Daaruit enkele citaten die ons iets meer vertellen over het leven van de zusters en hun weeskinderen:
- “13.09.1915.
Het naamfeest van gravin Louise d’Ursel (bestuurster van het werk ‘Aide Civile Belge’); zoo goed voor onze kinderen, wordt plechtig gevierd. - 28.10.1915.
Donderdag. Nog eens naar Wisques. Eindelijk zijn de papieren van E.H. Declercq in regel. Hij vertrekt naar de scholen van de Koningin te Wulveringhem. Ik blijf in zijn plaats. Dat stille leven komt zo vreemd voor: ’t waait en ’t regent.
In ’t schuifelen van den wind meen ik het schuifelen der bommen te ontwaren. Hoe stichtend het gezang der kinderen, het antwoorden aan de gebeden der H. mis, de algemeene communie onder de mis. Een andere wereld ! - 24.11.1915.
Zondag. Kiezing van den raad der Congregatie die ik opgericht heb onder de oudste meisjes van ’t gesticht. - 18.12.1915.
Zaterdag. Twee kleinen sterven aan broncho-pneumonie in de crèche.
Een Fransche soldaat maakt de kistjes. De begraving heeft plaats te Hallines den 20en. - 25.12.1915.
Kerstdag. 3 u. feest te Wisques. Prachtige kerstbomen. - 01.01.1916.
Zaterdag. De sergeanten van de school houden eraan de kinderen eenen kerstboom aan te bieden : kostelijk speelgoed, nuttige voorwerpen en lekkernijen worden uitgedeeld. - 26.04.1916.
Hare majesteit kwam onze gestichten bezoeken. - 01.06.1916.
Veel officieren en soldaten komen aan in de abdij. Kolonel Legett laat toe dat de kinderen den overschot van het eten gaan afhalen.
Op 30en mei begint dat werkje en onze trekpeerdjes komen af met kostelijken voorraad. Nog een koordje aan onze boog. Dec gratias. - 16.01.1917.
Dinsdag. Onze goede Koningin brengt met prinses Marie-José en kolonel du Roy de Blicquy aan onze kinderen van Wisques prachtige nieuwjaarsgeschenken, smakelijk en nuttig”.
Vanaf 1919 moest E.H. Delaere al te dikwijls afwezig zijn voor de godsdienstige belangen van de streek van Ieper.
Hij zocht een vervanger en vond die in de persoon van E.H. De Grave, voormalige pastoor van Sint-Juliaan.
Deze nam gedurende tien maanden de taak van aalmoezenier waar.
E.H. Delaere voorzag dat de paters opnieuw hun intrek zouden willen nemen in hun klooster en huurde een gebouw te Sint-Andries, Brugge.
Op 20 juli 1919 bracht hij er Zr Paula met acht grote weesmeisjes heen.
Spoedig liet hij een groot gebouw optrekken waarin klassen, een werkzaal, een eetzaal, een washuis, een kapel een een slaapplaats ondergebracht waren.
De grote verhuizing van personeel, voorraad en inboedel gebeurde op 30 maart 1920. Elf lorries en ambulances van het Amerikaanse Rode Kruis zorgden voor de overbrenging.
Op die manier verdween het weeshuis definitief van zijn oorspronkelijke standplaats Sint-Juliaan…
Enkele dagen later, op 3 april 1920, namen de oorspronkelijke monniken vanuit Oosterhoud (Nl.) na bijna 20 jaar afwezigheid terug hun intrek in hun vroegere abdijgebouw in Wisques.
Onderstaande zusters van het klooster van Sint-Juliaan zouden niet meer naar het dorp terugkeren maar bleven verder zorgen voor ‘hun weesmeisjes’ in Sint-Andries Brugge (met bijna allemaal de gezamenlijke ‘carrière’: in Sint-Juliaan tot 20 oktober 1914, Wisques, Sint-Andries):
- Zr. Godelieve (Marie Baert uit Poperinge): achtereenvolgens overste in Sint-Juliaan, Wisques en Sint-Andries (tot in 1953).
Ligt daar centraal begraven op de begraafplaats van de zusters onder een kruis ‘Moeder Godelieve’ - Zr. Hilaire (Marie Bodein): Gaf oorspronkelijk les in de ‘Spellewerkschool’ te Sint-Juliaan. Deed vooral huishoudelijk werk in achtereenvolgens Sint-Juliaan, Wisques en Sint-Andries
- Zr. Marie-Jeanne (Zoë Maes, geboren in Sint-Juliaan, dochter van Meester Maes van de jongensschool): Onderwijzeres in achtereenvolgens Sint-Juliaan, Wisques en Sint-Andries
- Zr. Marie-Bernarde (Marie Defrancq): was niet werkzaam in Sint-Juliaan voor de oorlog, maar ging vanuit ’t Vogeltje Sint-Jan ter biezen mee naar Wisques in plaats van Zr. Clemence (Augusta Vanbelle)
- Zr. Marie-Scholastique (Maria Vanhaverbeke): achtereenvolgens Sint-Juliaan, Wisques en Sint-Andries.
- Zr Marie-Elisabeth (Bertha Verriest): verrichtte huishoudelijk werk in Sint-Juliaan en in Wisques maar vertrok daarna naar het hoofdklooster in Kortrijk waar ze in 1927 op 45-jarige leeftijd overleed.
Slechts twee ‘vooroorlogse’ zusters kwamen wél terug naar Sint-Juliaan:
- Zr. Paula (Marie Beels): moet de ‘praktische’ zuster geweest zijn: ze deed vooral huishoudelijk werk in Sint-Juliaan en Wisques.
Was ook een beetje ‘pionier’: zij deed de opstartvoorbereidingen van het weeshuis in Sint-Andries vanaf 20 juli 1919, samen met acht oudere weesmeisjes, in voorbereiding van de grote verhuis van de rest op 30 maart 1920.
Op 12 oktober 1921 kwam ze terug naar haar oorspronkelijke ‘post’ Zr. Clemence vervoegen in de woestenij van Sint-Juliaan. - Zr. Clemence (Augusta Vanbelle): geboren in Sint-Juliaan, onderwijzeres in Sint-Juliaan, bleef in ’t Vogeltje tijdens de oorlog, om na de oorlog als overste op 1 oktober 1921 naar Sint-Juliaan terug te komen tot 1948. In 1949 trok ze voor 10 jaar naar Sint-Andries.
Ze overleed in het hoofdklooster in Kortrijk op 93-jarige leeftijd.
Hieronder enkele foto’s genomen door het Amerikaanse Red Cross.
De originelen zijn glasplaatnegatieven die in de archieven van het Amerikaanse Congres in Washington D.C. USA bewaard worden.
De foto’s werden genomen op de tuintrap in de kloostertuin voor de gevel van het kasteel. Ruim een eeuw later is deze lokatie nagenoeg nog niets veranderd, enkel aan de rechterkant is er een nieuwe aanbouw bijgekomen.
Het na-oorlogs onderwijs
Sint-Juliaan was na de oorlog volledig verwoest.
Vanaf 1920 keerde de bevolking geleidelijk terug.
Zuster Clémence, geboren in Sint-Juliaan en die sinds 1 oktober 1908 in Sint-Juliaan stond, die in oktober 1914 meevluchtte naar Sint-Jan-ter-Biezen en er zeven jaar verbleef, was op 1 oktober 1921 op post om de school weer op dreef te helpen. Op 12 oktober kwam ook Zuster Paula terug.
Over de heropbouw van de meisjesschool en het klooster: De wederopbouw van de school en het klooster van Sint-Juliaan
Volgens het verslagboek van de Schepencolleges van Langemark, werd reeds op 13 januari van dat jaar een brief besproken, waarbij het schooltoezicht erop aandrong, zonder uitstel de wijkschool van Sint-Juliaan opnieuw in te richten. De nodige barakken zou men bij de regeringscommissaris aanvragen.
Pas in 1924 zouden de nieuwe gebouwen in gebruik genomen worden.
Op 10 februari 1922 werd het contract getekend voor de aanneming van de Vrije Lagere meisjesschool en Bewaarschool voor een periode van tien jaar.
Een ‘aangenomen school’ sloot met het gemeentebestuur een contract. De gemeente nam dan de wedden van het personeel voor haar rekening en ook de kosten voor onderhoud, verwarming en schoolgerief.
De gebouwen behoorden wel aan een privépersoon of een kloostercongregatie. De school aanvaardde dan controle en inspectie.
Het kloosterleven zelf verliep waarschijnlijk heel rustig. De gegevens in het kloosterarchief zijn eerder schaars. Slechts sporadisch vinden we een aantekening. Zo voor 1933 : “In Sint-Juliaan zijn er drie lagere klassen met moeder Clemence aan het hoofd van klooster en school, een zuster in de bewaarschool en een zuster ‘roert de pap’ “.
Sint-Juliaan heeft de Tweede Wereldoorlog heel wat kalmer doorgemaakt. Narigheden maakten de zusters toch wel mee. In het begin van de oorlog moesten ze hun klooster weer verlaten. Ze borgen alles wat ze konden in de kelder. De zusters zelf, vergezeld door E.H. Pastoor trokken met enkel een pak kleren naar Langemark.
Na enkele dagen mochten ze terugkeren. Huis en school waren bezet: ze mochten wel enkele kamers gebruiken. De voedselverdeling was op Sint-Juliaan een minder zwaar probleem dan in de stad. Toch hebben verscheidene zusters leuke herinneringen aan hun ‘strooptochten’ op zoek naar bloem, aardappelen, eieren of spek.
Een belevenis was de kerkwijding door mgr Lamiroy.
De relikwieén werden naar het klooster gebracht en ter verering uitgestald.
Bij de aanstelling van pastoor Vergracht hadden ook alle feestelijkheden plaats in het klooster. Terwijl de nieuwe pastoor de verbondenheid van de parochiegemeenschap met de zusters beklemtoonde, wisten deze laatsten al dat het einde van hun opdracht in zicht was, maar ze hielden het nog voor zich.
Na de oorlog groeide immers stilaan een tekort aan zusters. Daardoor was het hoofdklooster verplicht dit oudste bijhuis op te geven.
Toen de bevolking van Sint-Juliaan de jobstijding vernam, stelde deze alles in het werk om het vertrek van de zusters te beletten en trok ze zelfs naar het bisdom.
De laatste vijf zusters werkzaam in Sint-Juliaan waren: de keukenzuster Zr. Elisabeth, de kleuteronderwijzeres Zr. Cornelie, Zr. Euphrasie en de onderwijzeressen Zr. Veronique en Zr. Andrea.
De vijf zusters verlieten hun lief kloostertje met ‘hartezeer’.
De gebouwen werden op 5 juli 1951 verkocht aan de zusters van de Onbevlekte Ontvangenis van Marke, die de school overnamen.
Op 9 augustus 1951 namen vier Zusters van O.L.Vrouw Onbevlekt van Marke hun intrek in het klooster van Sint-Juliaan.
Het waren :
- Zr Marguerite-Marie (overste)
- Zr Antonia
- Zr Bernadette
- Zr Rafaël
Een chronologisch overzicht:
- 1951
- Zr. Marguerite-Marie was schoolhoofd, gaf les aan de hoogste klas (5de en 6de leerjaar) en was verantwoordelijk voor de schoolkeuken.
- Zr. Antonia gaf les aan de laagste klas (1ste t.e.m. 4de leerjaar) maar werd ziek en keerde na één jaar terug naar Marke waar ze overleed.
- Zr. Bernadette was kleuteronderwijzeres voor de hele afdeling (37 kleuters in het begin)
- Zr. Rafaël deed het huishoudelijk werk en startte met het klaarmaken van eten voor de schoolkinderen. Aanvankelijk bereidde ze voor 24 kinderen het middagmaal.
Later, toen er 30 tot 35 kinderen op school aten, werd deze taak overgenomen door een gespecialiseerde firma.
- 1952
Juffrouw Angèle Vandecaveye uit Langemark verving Zr. Antonia in de laagste klas.
Later werd Juffrouw A. Vandecaveye vervangen door Zr. Christophora. - 1957
In dit jaar waren er tegen de 50 kleuters en werd de klas gesplitst.
Zr. Marie-Thérèse kwam Zr. Bernadette in haar taak bijstaan. - 1958
Zr. Rafaël vertrok naar Marke en werd voor een korte periode vervangen door Zr. Magdalena.
Zr. Alberta kwam af en toe wat helpen met het huishoudelijk werk. - 1960
Zr. Marie-Berchmans verving Zr. Marie-Thérèse in de kleuterklas. Ze werd echter ziek en overleed in januari 1962 te Marke. - 1961
- Juffrouw Rosa Blomme verving Zr. Christophora die in Sint-Juliaan gestorven is.
- Zr. Marie-Anselma verving Zr. Marguerite-Marie die overste werd in Marke. Ze nam tevens de taak van schoolhoofd waar.
- Het 7e en 8e leerjaar viel weg.
- Juffrouw Antoinette Claeys uit Ieper verving Zr. Marie-Berchmans in de kleuterklas.
- Zr. Alberta werd overste ter vervanging van Zr. Marguerite-Marie.
- Zr. Tarcisie verving de overste in de keuken.
- 1962
Zr. Marie-Thérèse kwam terug naar de kleuterafdeling in vervanging van juffrouw A. Claeys. - 1964
Juffrouw Erna Vandamme verving Zr. Marie¬Thérèse in de kleuterafdeling. - 1965
Juffrouw Erna Vandeputte gaf les aan de laagste kleuterklas. - 1969
- Zr. Bernadette kreeg opnieuw de hele kleuterafdeling voor haar rekening.
- Juffrouw Diane Uyttenhove kwam Zr. Marie-Anselma vervangen (4de-6e leerjaar)
- Juffrouw Rosa Blomme werd schoolhoofd (1ste-3de leerjaar)
Ook naast het schoolleven waren de zusters heel actief. Enkele voorbeelden:
- Zr. Anselma slaagde erin de bibliotheek door de provincie te laten erkennen.
- In 1959 werd heel wat verbouwd:
- Het dak van de gang werd vernieuwd
- Het sanitair werd vernieuwd
- Er werden in alle klassen nieuwe vensters aangebracht
- De nieuwe toneel- en turnzaal werd in hetzelfde jaar ingezegend.
- Er werd centrale verwarming gelegd in de school en in het klooster.
- Er werden muzieklessen gegeven : notenleer, piano, fluit, gitaar.
- De zusters zorgden voor de opsmuk van de kerk.
- Ze organiseerden en verzorgden de processie.
- Er werden fancy-fairs gehouden waarin de werken van de leerlingen tentoongesteld werden.
Na het schooljaar 1969-1970 werd afscheid genomen van Zr. Anselma, Zr. Bernadette en moeder Gudula.
Na 71 jaar zat Sint-Juliaan opnieuw zonder kloostergemeenschap.
De jongensschool was gevestigd op de hoek van de Brugseweg en de Peperstraat.
Uit mijn eigen (verre) herinneringen:
- Het domein kon betreden worden via een toegangspad tussen twee pilaren bij de straat.
- Ernaast stond het schoolhuis waar het schoolhoofd woonde.
- Tussen het schoolgebouw en de Brugseweg was er een tuin. Daarin stonden een veelhoekig gemetst tuinhuis onder een leiendak en in de hoek van de tuin bij de Brugseweg en de Peperstraat stond de elektriciteitscabine die er nu nog altijd staat (de smalle ingang van de Peperstraat lag toen aan de andere kant van de cabine).
- Het was een gebouwenvleugel met drie klaslokalen, van elkaar gescheiden door een gang met toegang op de speelplaats.
- Aan de andere kant van de schoolgebouwen was de speelplaats met enkele grote bomen, aan de kant van de Peperstraat was er een poort (die ik nooit geopend heb geweten, maar waar we aan de zijkanten tussen de spleten konden kijken naar de Peperstraat) en een gebouwtje dat diende tot fietsenstalling.
In de linkerachterhoek waren de toiletten met wc’s met ‘plank en gat’ en deurtjes waar je onder en boven kon kijken en ernaast urinoirs van elkaar gescheiden met zware stenen platen.
Achteraan was het afdak met aan de kant van het schoolhuis een zware handpomp met aan de voet daarvan een gemetselde vloer met heel wat barsten in die uitstekend waren voor het knikkerspel.
Op 7 september 1923 werd ook de jongensschool door de gemeente aangenomen. Schoolhoofd was Adhemar De Visscher die in dienst trad op 1 oktober 1923. Op dat ogenblik was er nog maar één klas. Het volgende jaar werd door de gemeente schoolgerief geleverd, doch deze levering moest tot een streng minimum beperkt worden in afwachting dat de oorlogsschade betaald werd.
Op 1 juli 1926 keurde de gemeente de oprichting van een tweede klas goed. In deze klas werd eerst les gegeven door Meester Prinzie (2 jaar), daarna kwam er een interimaris voor één jaar. In 1929 kwam Mr Gerard Blomme aan. Een derde klas werd aanvaard op 11 september 1931. Onderwijzer voor deze klas werd Mr Jozef Pintelon.
Tijdens de tweede wereldoorlog werden bij de inval van de vijand op bevel van de overheid de lessen opgeschort van 10 mei t.e.m. 9 juni 1940.
Van januari 1944 t.e.m. 12 februari 1944 werden de lessen beperkt wegens kolengebrek.
Tijdens de winters kregen de leerlingen vitamines, chocolade, ‘caramels’, koeken, maizena,…
De feesten van 11 november mochten niet gevierd worden. Het onderwijs ging gewoon door. Op 15 november (dynastie) mocht de school wel een dag vrijaf nemen.
Na de oorlog werd Mr Gerard Blomme schoolhoofd in vervanging van Mr A. De Visscher.
Rond de vijftiger jaren viel de derde klas weg.
Mr De Visscher nam dan de eerste drie leerjaren voor zijn rekening, terwijl Mr Blomme het 4de t.e.m. het 8ste leerjaar onder zijn hoede nam. Mr Pintelon gaf toen les te Langemark.
Mr De Visscher ging op rust in 1954 en werd vervangen door Mr Pintelon die naar Sint-Juliaan terugkeerde.
In 1965 ging Mr Blomme met pensioen. Hij werd vervangen door Mr Leon Gesquière. Mr Pintelon werd schoolhoofd.
In 1970 ging Mr Pintelon met pensioen.
Dat was meteen het laatste schooljaar dat de school gebruikt werd.
Daarna kwam het tot een fusie van de jongens- en meisjesschool en werden enkel de schoolgebouwen in de Sint-Juliaanstraat gebruikt voor het onderwijs.
Eind de jaren 1970 werden de schoolgebouwen afgebroken. Het terrein werd verkocht en er werden woningen op gebouwd.
Dat men het in die jaren met de leerplicht niet zo nauw nam, blijkt duidelijk uit diverse motiveringen van afwezigheden.
Ter illustratie : (al deze citaten zijn letterlijk overgenomen)
- Geachte meester, Het is onmogelijk Antoon naar de school te sturen uit reden dat hij een groots valling heeft
- Mijnheer, Jozef kan naar school niet komen en hij heeft de babbe
Vriendelijke groetenissen - 28.06.45 Meester binst dat wij de keur hebben trekt hij erwten
- Meester, Met deze laat ik U weten dat Eugeen, twee dagen met zijn moeder, naar de Famillie geweest is, in de Walonie en gisteren was het mestdag en er was nergens geen school. Beleefde groeten.
- April 45 Maurice is gisteren namiddag niet ter school gekomen, uit reden dat hij heeft moeten meehelpen bij het geleiden van het paard, ter gelegenheid van het afdoen der gerst. Met achting.
- 07.01.42 Meester, ik wist niet dat er dezen voormiddag school was. Met meeste achting
- 13.01.42 meester, Antoon heeft een oog die nogal erg ziek is.
- 14.09.42 mijnheer, Men heeft gisteren gedorschen en moest thuis blijven voor de koorden te knoopen die open waren aan de binder Gegroet
- 17.05.44 meester, Michel is gaan nieuwjaren naar zijn meters.
- 01.09.43 meester, zij zijn bezig met tabak te naaien en als zij gedaan hebben, zullen zij seffens naar school komen.
- 25.09.43 meester, Roger had zeer in zijn oog er was iest ingewaaid
- Meester, Alfons kan bijna niet gaan van tzeer aan zijn billen.
- Mijnheer, de kinderen zijn gisteren naar school niet gekomen omdat het H. Sacramentsdag was en elders ook geen school was. Sint-Juliaan was weer een uitzondering.
- meester, onze Cyrille mag naar de velokoers gaan van zijn vader Gegroet
- juni 45 Waarde meester,
Daniel is enkele dagen thuis gebleven omdat er iets te verdienen was met erwten trekken, indien U er niets tegen hebt zou hij in den namiddag thuis blijven, den dag is dan nog lang voor iets te verdienen. Met alle achting - 16.07.45 Waarde Meester, Morgen vroeg zijn ze op post, dezen dag helpen ze onze erwten uittrekken. Met alle achting
- 24.09.46 Voor hunne foto te laten maken te Langemark.
- 14.10.46 Maurice moet altijd uitsmijten een tijd van hier. de Moeder
- 09.10.46 Ze voet doet zeer
- 20.03.50 Roger zegt dat hij op een bank van achter moest zitten voorzeker om niet gezien te zijn van heer Pastoor, daarom blijft hij afwezig
- 05.04.50 Om paaseieren geweest, met toelating volgens het schijnt.
- 03.02.51 meester, Frans moest gedurig naar bachten gaan.
In 1970 kwam het tot een fusie tussen de jongens- en de meisjesschool. Dit experiment werd benieuwd gevolgd door heel wat scholen uit de buurparochies want ‘Wat kan daar nu voor goeds uit komen?’
Er waren echter geen noemenswaardige problemen 🙂
Leon Gesquière werd tot schoolhoofd benoemd.
Op 13 september van hetzelfde jaar werd, op aandringen van Mr Gesquière, het oudercomité opgericht. Op die manier konden de ouders meer betrokken worden in de opvoeding van de kinderen.
Zie hierover het volgende hoofdstukje.
Dank zij de fusie kon men opnieuw drie graadsklassen vormen:
- Eerste graad: Rosa Blomme
- Tweede graad : Diane Uytenhove
- Derde graad : Leon Gesquière
Erna Vandeputte en Erna Vandamme hadden de zorg over de kleuterklassen.
- In 1972 kwam Maria Thorrez i.p.v. Erna Vandamme
- In 1973 verving Clara Dubois Maria Thorrez
- In 1975 vertrok Erna Vandeputte en werd ze vervangen door Godelieve Cardinael.
- In 1977 was er nog slechts één kleuterklas, die onder de hoede kwam van Marie-Thérèse Platteau.
- In 1978 werden er in het kader van een B.T.K. project, (o.l.v. enkele leden van het oudercomité) grootse herstellingswerken verricht. Deze werken namen 8 maanden in beslag (4 864 uren):
- Schilderen van alle lokalen
- Gedeeltelijk hernieuwen van de elektrische leidingen
- Herstelling van daken en goten
- Aanpassing klasborden
- Verlaging van verschillende plafonds
- Isolatie van verwarmingsleidingen
- Toegang tot de zolder
- Plaatsen van een zandbak op de speelplaats
- Schilderen van de schoolmuur, enz.
In 1979 ging Mr Leon Gesquière met pensioen.
Het was tijd voor een nieuwe fusie.
Een zijsprongetje…
Ondersteuning door de ouders in de schoolorganisatie is van levensbelang voor een school.
Daarom hier een apart hoofdstukje over de ouderraad.
September 1970 was een belangrijke maand voor de geschiedenis van het onderwijs in Sint-Juliaan.
De jongens- en meisjesschool werden toen samengevoegd tot een ‘gemengde school’. Het was de eerste gemengde school in de heel wijde omgeving en dit werd met argusogen bekeken. Velen vroegen zich af “wat voor goeds daar kon uitkomen?”.
De vroegere jongensschool stond op het kruispunt van de Brugseweg en de Peperstraat en telde twee lagere klassen (1-2-3 lj en 4-5-6 lj).
De meisjesschool (op de huidige locatie in de Sint-Juliaanstraat) telde twee kleuterklassen en net zoals de jongensschool 2 lagere klassen.
Vanaf 1 september 1970 telde de nieuwe fusieschool 2 kleuterklassen en 3 lagere klassen.
Meester Léon Gesquière werd schoolhoofd.
Onder zijn impuls richtten een aantal ouders een oudercomité op. De startvergadering was op 13 september 1970.
Doel van het oudercomité werd toen beschreven als “De ouders meer te betrekken in de opvoeding van de kinderen en de belangen van de school meer te behartigen”.
De eerste twee jaar was het wat zoeken…
Een eerste belangrijke verwezenlijking was het bieden van de mogelijkheid om een schoolreis te organiseren! Tot 1 september 1970 kwamen de leerlingen enkel uit de schoolgebouwen om naar de mis te gaan, maar in het schooljaar 1970-1971 konden de leerlingen van het lager, dank zij de financiële steun van het oudercomité, op schoolreis naar de dierentuin van Antwerpen! Kostprijs voor de ouders: 50 frank (€ 1,25) per kind met maximum twee kinderen te betalen per gezin. Vanaf het derde kind nam het oudercomité alle kosten op zich.
Hiermee werd een eerste belangrijk aandachtspunt in de werking van het oudercomité duidelijk: proberen er voor te zorgen dat niemand omwille van financiële redenen uit de boot viel voor schoolse activiteiten.
Het oudercomité kreeg inhoudelijk steeds meer vorm…
Dit werden belangrijke inhoudelijke aandachtspunten in de organisatie en de activiteiten van het comité:
-Democratisch: De stichtende leden wilden dat het oudercomité effectief een vertegenwoordiging was voor en van de ouders. Op 19 september 1972 werden daarom voor de eerste keer statutaire verkiezingen georganiseerd. Die verkiezing verliep per geheime stemming, telling van de stemmen was openbaar voor alle ouders. Elke ouder was verkiesbaar.
-Emancipatie: een halve eeuw later lijkt het evident, maar in 1970 was een gelijke vertegenwoordiging van man/vrouw in organisaties helemaal nog niet zo vanzelfsprekend.
Daarom werden in de statuten hierrond strikte afspraken opgenomen:
het comité bestaat uit 5 moeders en 5 vaders, de functies van voorzitter en secretaris worden verdeeld over man/vrouw en worden per verkiezing afgewisseld (als in de 1ste verkiezing de voorzitter een man is, wordt de secretaris een vrouw; bij de volgende verkiezing moet de voorzitter een vrouw zijn en de secretaris een man).
– Jaarlijks een open financiële verslaggeving naar de leden van het comité én alle ouders.
– Het comité wilde de school financieel en materieel ondersteunen, maar onthield zich van het pedagogisch-didactisch beleid. Dit behoorde immers tot de uitdrukkelijke opdracht van het schoolhoofd en het schoolbestuur.
– Jaarlijks werden enkele ‘vormende activiteiten’ voor de ouders voorzien.
– Samenwerking met andere verenigingen in het dorp en solidariteit met de minderbedeelden werd als belangrijk beschouwd.
Het dient gezegd dat na de eerste verkiezing in 1972 het oudercomité er meteen invloog…
Enkele verwezenlijkingen uit die beginjaren onder impuls van of met steun van het oudercomité:
– Drie weken na de verkiezing (6/10/1972) sloot het comité zich aan bij de ‘Nationale Oudervereniging’. Dit lidmaatschap maakte het gemakkelijker om vorming te ontvangen en te voorzien.
– Na de fusie tussen beide scholen in 1970 verlieten de kloosterzusters het klooster en hun school.
Daarom vroeg het oudercomité na een spoedvergadering op 27/10/1972 aan het gemeentebestuur om de schoolgebouwen aan te kopen. Reeds op 31/10/1972 kreeg het comité hierover van het gemeentebestuur een gunstig antwoord.
– Activiteiten in 1973:
* In samenwerking met de ‘Vrouwenbond’ een bevraging bij de ouders en aansluitend vorming over ‘Sexuele opvoeding’ en ‘Godsdienstonderricht’.
* Koken kost geld: organisatie van een kiekenkaarting, worstenkaarting, schoolbal, …
* Een algemene oudervergadering met ‘dia-opnamen en uiteenzetting door Inspecteur Durnez’.
* Hulp aan de solidariteitsacties Broederlijk Delen en 11.11.11
De ‘feitelijke vereniging’ werd in november 1974 omgevormd tot een VZW met als doel ‘Samenwerking met leerkrachten en inrichtende macht, om de bloei van de school mogelijk te maken. De vereniging blijft bestaan, zolang de school bestaat’.
Door de omvorming tot VZW stond het comité sterker, kon ze contracten afsluiten en werd gezorgd voor de noodzakelijke indekking van de juridische aansprakelijkheid van de leden van het comité.
Op de algemene oudervergadering van 20/4/1975 deelde het comité volgende financiële gegevens mee aan de ouders: jaarlijks is er om en bij 40000 frank (noot: 1000 euro omgerekend maar niet geïndexeerd naar de actuele situatie) nodig voor volgende uitgaven:
– Schoolvervoer
– Recepties en geschenken bij eerste en plechtige communie
– Woensdagnamiddagactiviteiten
– St.-Maartensfeest en Pasen
– Tussenkomst bij schoolreizen
Door de omvorming tot een VZW kon het comité nu ook arbeidscontracten afsluiten.
Dit resulteerde in een grootschalig renovatieproject in 1978-1979 waarbij allerlei opfrissingswerken aan de schoolgebouwen en de infrastructuur werden uitgevoerd.
De gemeente betaalde als eigenaar van de gebouwen een deel van de gebruikte materialen, het comité nam in het kader van het ‘Plan Spitaels’ (een overheidsproject) personeel in dienst. Enkele mensen van het oudercomité zorgden voor de leiding bij de uitvoering van de werken. Er werden door de ‘Spitaelisten’ 4864 werkuren gepresteerd: schilderen van zaal, gangen, sanitair, klaslokalen (met verf aangekocht door de inrichtende macht); isolatiewerken, toegankelijk maken van de zolder d.m.v. een valluik; tal van buitenwerken, …
De school van Sint-Juliaan was binnen de scholen van de inrichtende macht letterlijk het kleine broertje. Het leerlingenaantal was levensbelangrijk. Eind de jaren 1970 was het voortbestaan van de school onzeker en in bepaalde kringen had men al een opdoeking van de school voor ogen. “Met de organisatie van een busdienst naar een andere school kon dit toch geen onoverkomenlijk probleem zijn?”…
“Dat zullen we nog wel eens zien”, dacht men binnen het oudercomité. Met steun van de onderwijsdiensten van het bisdom kon men een fusie met de school van de Madonna bewerkstelligen. Op 1 september 1979 was het zover: beide scholen kregen samen een ‘schoolhoofd zonder klas’ (Ferdinand Casteleyn) en het voortbestaan van de ‘vestiging Sint-Juliaan’ was weer een stuk zekerder…
In 1979 kwam men opnieuw tot een fusie, nu met de vrije school van de Madonna. Dank zij het grotere aantal klassen kreeg de school nu een schoolhoofd zonder klas nl. Ferdinand Castelein.
‘Onder constructie’